Een kleine groep van onze landgenoten leeft, iedere dag weer, met een groot gevoel van onveiligheid. Deels is de Joodse gemeenschap er helaas aan gewend. Beveiliging rond je school, rond de synagoge, rond bijeenkomsten die feestelijk zouden moeten zijn. Maar het is een gevoel dat steeds erger wordt. Een realiteit, die steeds gevaarlijker wordt. Afschuwelijke gebeurtenissen (ik noem het bewust geen incidenten) die ons doen denken aan tijden waarvan we met elkaar hebben gezegd: “Dat nooit meer.” Met als triest dieptepunt eerder deze week het menselijk cordon rond Columbia University dat Joodse studenten buiten de universiteit moest houden. Protesterenden die zelfs bereid zijn geweld te gebruiken.
En ook in ons eigen land zien we zorgelijke ontwikkelingen.
Steeds vaker wordt het conflict van de Gazastrook naar de Nederlandse straten geïmporteerd. Het leidt tot veel méér dan begrip voor Palestijnse slachtoffers.
Het leidt tot onversneden Jodenhaat. Hakenkruizen op synagogen.
Het belagen van Joodse medeburgers. Ook de politie geeft aan dat het aantal meldingen stijgt.
Dit raakt niet alleen de Joodse gemeenschap. Dit raakt ons allemaal.
Het raakt ons land, waar wij de vrijheid van godsdienst hoog in het vaandel hebben staan. Waar we bekend staan om de vrijheid om jezelf te zijn.
Het raakt bijvoorbeeld de herdenking volgende week op 4 mei, van diegenen die voor onze vrijheid gevallen zijn. Een herdenking die met extra maatregelen moet worden omkleed, omdat de zorg bestaat dat ook de waardigheid, dat zélfs de waardigheid van die herdenking zal worden verstoord.
Dat kunnen en mogen we niet accepteren. Iedere inwoner van ons land heeft het recht zich beschermd te weten.